Wat zijn de criteria?
De commissie heeft een kader opgesteld om voorstellen inhoudelijk te wegen. Dit analysekader bestaat uit 4 criteria.
- de bijdrage aan ons duurzaam verdienvermogen;
- de strategische onderbouwing van het voorstel;
- de kwaliteit van het plan;
- de kwaliteit van bestuur/organisatie (governance) en de samenwerking.
Hieronder wordt per criterium een puntsgewijze toelichting gegeven. Aansluitend geven wij weer hoe de criteria worden toegepast.
Toelichting: het begrip duurzaam verdienvermogen is gedefinieerd als de economische groei die Nederland op lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor de huidige en toekomstige generaties in heel Nederland. De commissie weegt hierbij op portefeuilleniveau over de gehele looptijd van het fonds heen mee of er sprake is van een redelijke spreiding van de investeringen over Nederland en beziet of de portefeuille oog heeft voor het belang van huidige en toekomstige generaties. Dit beoordelingscriterium valt uiteen in 2 subcriteria, 1 criterium dat zich richt op de economische effecten van het voorstel en 1 dat zich richt op de overige maatschappelijke effecten:
1. De omvang van de potentiële bijdrage aan structurele economische groei in verhouding tot de financiële bijdrage uit het Nationaal Groeifonds. Bij dit subcriterium neemt de commissie onderstaande aspecten in beschouwing en beoordeelt ze de mate waarin een voorstel:
- bijdraagt aan structurele verhoging van de productiviteit;
- relevant is voor markten met structurele groeipotentie;
- de innovatiekracht van een sector of ecosysteem vergroot;
- aansluit op de comparatieve voordelen van Nederland;
- breed toepasbare resultaten oplevert;
- toekomstbestendige resultaten oplevert;
- gebruik maakt van de laatste technologische inzichten;
- gebruik maakt van de laatste wetenschappelijke inzichten.
2. De bijdrage aan overige maatschappelijke baten en de mate van mitigatie van negatieve maatschappelijke effecten.
Toelichting: om te kunnen toetsen hoe realistisch het is dat een voorstel het duurzaam verdienvermogen vergroot, is het van belang dat de commissie inzicht krijgt in de strategische onderbouwing van het voorstel. De commissie wil daarom inzicht krijgen in de doelstellingen van het voorstel en welke problematiek het voorstel oplost of op welke manier het voorstel bijdraagt aan een maatschappelijke transitie. Ook wordt de legitimiteit en doelmatigheid van de voorgestelde interventies beoordeeld, alsmede de vraag hoe internationale aansluiting geborgd is.
Dit beoordelingscriterium valt uiteen in onderstaande subcriteria:
- De mate waarin de probleemstelling helder is onderbouwd. Indien relevant wordt hierin de mate waarin het voorstel een bijdrage levert aan één of meerdere maatschappelijke transities meegewogen.
- De mate waarin de doelstelling helder is geformuleerd en deze logisch aansluit op de geformuleerde probleemstelling.
- Legitimiteit:
- De mate waarin overtuigend wordt beargumenteerd dat er redenen zijn die overheidsingrijpen legitimeren.
- De mate waarin de gevraagde subsidie proportioneel is ten opzichte van alternatieve vormen van bekostiging, waaronder private financiering en andere publieke financieringsbronnen (naast nationaal ook Europees en regionaal/lokaal).
- De mate waarin overtuigend wordt beargumenteerd dat het verlenen van subsidie de geëigende manier van overheidsingrijpen is ten opzichte van andere beleidsalternatieven en -instrumenten of de mate waarin andere vormen van overheidsingrijpen in het plan zijn verwerkt of beschreven (beprijzing, wet- en regelgeving etc.). - Doeltreffendheid:
- De mate waarin uitvoering van het voorstel bijdraagt aan het oplossen van het gesignaleerde probleem. - Doelmatigheid:
- De mate waarin de voorgestelde activiteiten nodig zijn om het gestelde doel te bereiken.
- De mate waarin de voorgestelde activiteiten kosteneffectief worden uitgevoerd, tegen de laagst mogelijke kosten. - De mate waarin de strategische context in kaart is gebracht inclusief de daarbij behorende risico’s en onzekerheden (bijv. rondom lopende wet- en regelgeving) en de mate waarin het voorstel maatregelen bevat om deze risico’s te mitigeren.
- Indien relevant: de mate waarin het voorstel is gepositioneerd in Europese, en waar relevant, mondiale context. Dit kan ook gaan om de mate waarin een voorstel bijdraagt aan strategische onafhankelijkheid op Europees of nationaal niveau.
- Indien relevant, de mate waarin een voorstel een concrete bijdrage levert aan het vergroten van de arbeidscapaciteit op de lange termijn en hoe dit voortbouwt op bestaande (scholings)initiatieven.
Toelichting: De commissie zal ook de kwaliteit van het plan toetsen en zo beoordelen hoe realistisch het is dat het plan zo wordt uitgevoerd dat de beoogde bijdrage aan het duurzaam verdienvermogen wordt gerealiseerd.
Dit beoordelingscriterium valt uiteen in onderstaande subcriteria:
- De mate waarin activiteiten concreet zijn uitgewerkt.
- De mate waarin de menskracht (zowel kwalitatief als kwantitatief) die nodig is voor de uitvoering van de activiteiten realistisch is.
- De mate waarin de planning en fasering, inclusief tussentijdse doelen, mijlpalen en prestatie-indicatoren zijn uitgewerkt. Indien relevant: als het plan een pilotaanpak bevat dan dient helder te worden beschreven welke lessen hieruit worden getrokken voordat initiatieven worden opgeschaald.
- De mate waarin het monitoring en evaluatie beleid is uitgewerkt.
- De mate waarin uitvoerbaarheidsrisico’s in kaart zijn gebracht en mitigerende maatregelen zijn geformuleerd.
- Indien relevant: de mate waarin het voorstel activiteiten, budget en partijen bevat die zorgen voor concrete economische en maatschappelijke toepassingen.
- Indien relevant: de mate waarin het beleid met betrekking tot intellectueel eigendom is uitgewerkt en passend is bij de aard en fase van het project.
- De mate waarin het voorstel een onderbouwde begroting bevat met de in het indieningsformulier genoemde elementen.
- Cofinanciering:
- De samenstelling van de (publieke en/of private) cofinanciering en de mate waarin de hoogte hiervan passend is bij het type activiteit en fase;
- De mate waarin de (publieke en/of private) cofinanciering voldoende zeker is, waarbij de cofinanciering kan bestaan uit een cash of een in-kind bijdrage;
- De mate waarin gerelateerde investeringen en commitment van partijen in samenhang met de cofinanciering voldoende zijn.
Toelichting: Naast een goede strategische onderbouwing en een goede kwaliteit van het plan, is het van belang welke partijen het plan uitvoeren. De commissie kijkt naar de kennispositie en/of het marktleiderschap, de ervaring en of de voorgestelde samenwerking overtuigend is om de doelstellingen van het plan te realiseren.
- De mate van expertise en uitvoeringscapaciteit van betrokken partijen. De ervaring en track record van het management wordt hierin meegewogen.
- De mate waarin afspraken tussen de deelnemende partijen over onderlinge samenwerking, verantwoordelijkheden, bevoegdheden zijn vastgelegd en resulteren in een effectieve samenwerking.
- De mate waarin verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor verschillende organen zijn beschreven en resulteren in een slagvaardige en eenduidige aansturing.
- De mate van betrokkenheid en steun van belanghebbenden, die nodig zijn om het voorstel tot een succes te maken, bijvoorbeeld (regionale) overheden of andere maatschappelijke stakeholders.
- De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van bestaande (kennis)infrastructuur.
- De mate waarin het consortium voldoende open staat voor vernieuwende partijen, en indien relevant buitenlandse expertise, passend bij de aard en fase van het project.
Per criterium zal voor de beoordeling het analysekader worden toegepast.
Voorstellen (of onderdelen ervan) moeten tenminste een 6 op een schaal van 1 tot 10 scoren op elk van de 4 criteria. Alleen de voorstellen die hieraan voldoen, worden meegenomen in de eindafweging en in het advies aan het kabinet (departementale route) of de minister (subsidieroute).
Het doel is om een samenhangend advies van alle voorstellen uit te brengen. Hiervoor worden de projecten op rangorde geschikt. De onderbouwing volgt uit het analysekader. Aanvullend zal de commissie bij de advisering rekening houden met een evenwichtige spreiding van investeringen in de verschillende regio’s door de tijd. De focus ligt namelijk op het vergroten van het verdienvermogen van heel Nederland.
In het eindadvies weegt de commissie deze aspecten in gezamenlijkheid om zo tot een samenhangende en evenwichtige portefeuille over de terreinen te komen.